André: van indringer tot organist

“Ik sloop naar binnen en begon op het orgel te spelen”
Misschien heeft André Kockaerts (72) wel meer tijd doorgebracht op de abdijsite dan eender wie. Hij is koster, organist, koorleider, enzomeer. En hij is ook rad van tong, getuige daarvan deze monoloog over zijn liefde voor de abdij.
“In 1952, op palmzondag, ben ik voor het eerst in de abdij beland. Mijn ouders en ik waren toen net verhuisd naar Leuven en de abdijkerk werd onze parochiekerk. We kwamen hier elke zondag naar de mis. Er waren toen nog vier eucharistievieringen op zondag: om zes, acht, tien én elf uur!”
“Ik weet niet hoe ik het moet verwoorden, maar ik voelde me hier meteen thuis. Dat gevoel is in de loop der jaren alleen maar versterkt. Ik heb hier als kind mijn eerste communie gedaan. In mijn tienerjaren ben ik lid geworden van de Chiro, wiens lokalen hier toen nog stonden. Daar heb ik ook mijn echtgenote, Josiane, leren kennen.”
“Ik heb mijn vrouw ook ten huwelijk gevraagd op de abdijsite, in putje winter. Ik ging op mijn knie in het midden van de dichtgevroren vijvers! We zijn getrouwd in de Sint-Jan-de-Evangelistkerk, nu bijna 50 jaar geleden.”

Binnengeslopen in de kerk
“Hoe ik organist ben geworden? Ik herinner me die dag nog levendig. Het was een zaterdagmiddag. Ik was 19 en ben de kerk binnengeslopen. De deur naar het doksaal stond open en ik ben daar gewoon op het orgel beginnen trommelen. Dat was een magisch moment – de kerk baadde in het licht. Toen ik daar speelde, stond pastoor Keven ineens naast mij. Hij vroeg of ik wou blijven spelen.”
“Ik heb geen muzikale opleiding genoten, maar pastoor Keven was zo’n bezielende man dat ik hem niet wou teleurstellen. De devotie die hij had, was zo oprecht en geloofwaardig… Ik heb me daarom op het orgel gestort en ben in 1965 organist geworden. Ik kon al snel liturgisch begeleiden met muzikale extra’s. Ik had enig improvisatietalent, maar heb toch ook drie jaar privéles gevolgd om er beter in te worden.”
Koster en koorleider
“Eigenlijk is mij dat overkomen. Zo ben ik ook koster geworden. Dat houdt in: de deuren opendoen, de klokken luiden, misintenties klaarmaken voor dopen, huwelijken, uitvaarten, herdenkingsmissen… Ik leid ook het koor en ben bij alle concerten van de Alamire Foundation. Dat lijken misschien veel dingen, maar ik voel dat niet aan als arbeid. Integendeel: ik doe dat heel graag.”
“Weet je, ik zeg nog elke ochtend de overleden paters een goedendag, op het kerkhof. Meneer Jans, meneer Amandus, pastoor Boonants… Ik mis veel vrienden die hier woonden. Ook in de kerk zitten tegenwoordig nog maar zo’n vijftigtal mensen… Wat godzijdank gebleven is, is de gastvrijheid van de norbertijnen.”

“Zoals een magneet”
“Wat het hier zo bijzonder maakt? Heb je een uurtje? Het is zoals een magneet. Rond de vijvers vertoeven blijft genieten. Ik raad iedereen aan om zichzelf eens schermvrij te maken en hier een namiddag te komen rondlopen. Dan kan er zo’n warm gevoel over u neerdalen - zelfs in de winter.”
“Of dat de religieuze impact is? Ik meen dat ons hart nog steeds openstaat voor religie. Dat blijkt ook uit het feit dat jong en oud naar deze site afzakt. Heel wat jonge mensen zijn evenwel beschaamd om uit te komen voor hun religieuze interesse, terwijl ik die net koester. Iedereen mag toch weten waar de abdij voor staat?”
Meer zingen
“We moeten misschien gewoon meer zingen. Ik ga regelmatig naar de vespers (het avondgebed, n.v.d.r.). Die psalmteksten zijn moeilijk te doorgronden, maar soms voél ik wel wat ze betekenen. Dat maakt het tijdloos. Met het koor zingen we ook elke zondag een psalm. Daarvoor moet je trouwens niet kunnen zingen - dat kan je leren!”